Zijden / Bords
Fragment 9 van 9
Waar ik in een verhaal van houd, is dus niet zonder meer de inhoud, zelfs niet de structuur, maar veeleer de schrammen die ik op het mooie omhulsel aanbreng: ik ren, ik spring, ik kijk op, ik duik er weer in. Dit heeft niets te maken met de diepe scheuring die de tekst van genot in de taal zelf, en niet in de loutere temporaliteit van het lezen ervan aanbrengt. Vandaar twee vormen van lezen: de ene gaat zonder omwegen op de scharnierpunten van de anekdote af, hij let op de omvang van de tekst, negeert de taalspelen (als ik iets van Jules Verne lees dan schiet ik snel op: ik verlies iets van de reden en toch wordt mijn lezen door geen enkel ondergronds gaan van woorden gefascineerd - in de betekenis die dat woord in de speleologie kan hebben); de andere manier van lezen slaat niet over, ze wikt en weegt, kleeft aan de tekst, ze leest om zo te zeggen aandachtig en in vervoering, vat op ieder pint van de tekst het asyndeton dat de talen in stukken snijdt - en niet de anekdote: niet de (logische) extensie boeit haar, de ontbladering van de waarheden, maar het bladerwerk van de betekening; zoals bij het spel handjeplak ontstaat de opwinding niet door de steeds snellere opeenvolging, maar door een soort verticale wirwar (de verticaliteit van de taal en haar vernietiging); op het moment dat elke (telkens een andere) hand over de andere heen springt (en niet de een na de ander), ontstaat het gat waarin het subject van het spel wordt meegesleept - het subject van de tekst. Paradoxaal genoeg (zozeer is de mening verbreid dat haast voldoende is om zich niet te vervelen) past deze tweede (in de letterlijke betekenis) aan-dachtige manier van lezen bij de moderne tekst, de grenstekst. Lees langzaam, lees alles van een roman van Zola, en het boek zal u handen vallen; lees een moderne tekst snel, hap snap, en deze tekst wordt ondoorzichtig, ontoegankelijk voor uw plezier: u wilt dat er iets gebeurt, en er gebeurt niet; want wat de taal overkomt, overkomt niet de rede: wat 'gebeurt', wat 'verdwijnt', de kloof tussen beide zijden, de tussenruimte van het genot, voltrekt zich in het volume van de talen, in de spreekhandeling en niet in de opeenvolging van uitspraken: niet verslinden, niet slokken, maar afgrazen, minutieus afscheren, opnieuw, om zulke hedendaagse auteurs te kunnen lezen, de rust van het lezen van weleer vinden: aristocratische lezers zijn.
Noten en annotaties
1. ...niet slokken maar afgrazen, minitieus afscheren
niet verslinden, niet slokken, maar afgrazen, minutieus afscheren, opnieuw, om zulke hedendaagse auteurs te kunnen lezen, de rust van het lezen van weleer vinden: aristocratische lezers zijn.
Deze zin is ook te vinden in Nietzsche's Genealogie van de Moraal voorrede aforisme 8:
Om het lezen aldus als een kunst te kunnen beoefenen is echter iets nodig dat thans juist het grondigst verleerd is - en daarom zal het nog wel even duren voordat mijn geschriften 'leesbaar' zijn, iets waarvoor je bijna een koe en in elk geval niet een modern mens moet zijn: dat je ze herkauwt... ( Genealogie van de moraal, Arbeiderspers 1980, p 15
"Freilich thut, um dergestalt das Lesen als Kunst zu üben, Eins vor Allem noth, was heutzutage gerade am Besten verlernt worden ist und darum hat es noch Zeit bis zur Lesbarkeit meiner Schriften , zu dem man beinahe Kuh und jedenfalls nicht moderner Mensch sein muss: das Wiederkäuen..."