Zijden / Bords
Fragment 8 van 9
Toch bevat het meest klassieke verhaal (een roman van Zola, Balzac, Dickens, Tolstoi) een soort afgezwakte tmesis: we lezen niet alles met dezelfde intensiteit; er ontstaat een ritme, losjes, zonder veel respect voor de integriteit van de tekst; juist de gretigheid van de kennis zelf drijft ons ertoe om er doorheen te vliegen of om bepaalde (als 'vervelend' voorvoelde) passages over te slaan om zo vlug mogelijk de volgende brandpunten van de anekdote te vinden (die steeds haar scharnierpunten zijn: dat wat de onthulling van het raadsel of van het lot versnelt): we slaan ongestraft (niemand ziet ons) beschrijvingen, verklaringen, beschouwingen, gesprekken over; we lijken op een toeschouwer in een nachtclub die op het podium zou klimmen om de striptease van de danseres te verhaasten door haar behendig van haar kledingstukken te ontdoen, maar in de juiste volgorde, dat wil zeggen: door tegelijk de episoden van het ritueel enerzijds te eerbiedigen en ze anderzijds te versnellen (zoals een priester die zijn mis afraffelt). De tmesis, bron of figuur van het plezier, vergelijkt hier twee prozaïsche zijden met elkaar; zij plaatst wat nuttig is voor de kennis van het geheim tegenover dat wat daarvoor nutteloos is; zij is een kloof ontstaan uit een eenvoudig functionaliteitsprincipe; ze ontstaat niet zomaar in de structuur van de talen, maar alleen op het moment van hun consumptie; de auteur kan haar niet voorzien: al zou hij willen, hij kan niet schrijven wat men niet zal lezen. En toch is het juist het ritme van wat men wel en wat men niet leest dat het plezier van de grote verhalen uitmaakt: heeft men ooit Proust, Balzac Oorlog en Vrede woord voor woord gelezen? (Het geluk bij Proust is dat men bij het lezen en herlezen van hem nooit dezelfde passages overslaat.)
Noten en annotaties
Er zijn voor dit fragment nog geen annotaties beschikbaar