Stem / Voix
Fragment 1 van 1
Als men zich een esthetica van het tekstplezier zou kunnen indenken, zou men daarin moeten opnemen: het hardop schrijven. Dit vocale schrijven (dat geenszins het spreken is) wordt niet beoefend, maar het is zonder twijfel dat wat Artaud aanbeval en Sollers eist. Spreken we erover alsof het bestond.
In de oudheid bevatte de retorica een thans vergeten, door de klassieke commentatoren gecensureerd deel: de actio, een geheel van voorschriften bestemd om de lichamelijke uiting van de rede mogelijk te maken: het ging om een theater van de uitdrukking, waarin de toneelspeler-redenaar zijn verontwaardiging, zijn medelijden enzovoort 'uitdrukte'. Het hardop schrijven daarentegen is niet expressief; het laat de uitdrukking over aan de fenotekst, aan de vaste code van de communicatie; zelf behoort het veel meer tot de geno-tekst, tot de betekening; het wordt niet door de dramatische stembuigingen, de boosaardige intonaties, de welwillende accenten gedragen, maar door het grein van de stem, dat een erotisch mengsel is van timbre en taal, en dus zelf ook, net als de dictie, het materiaal van een kunst kan zijn: de kunst het eigen lichaam te besturen (vandaar haar belang in de theaters van het Verre Oosten). Wat de klanken van de taal betreft het hardop schrijven niet fonologisch maar fonetisch; het doel ervan is niet de helderheid van de boodschappen, het theater van de emoties; het zoekt veeleer (in een streven naar genot) de driftbewegingen, de met huid bedekte taal, een tekst waarin men het grein van de keel, het patina van de medeklinkers, de wellust van de klinkers, een hele stereofonie van de diepte van het vlees kan horen: de articulatie van lichaam en taal, niet die van betekenis en taalgebruik. Een bepaalde liedkunst kan een idee geven van dit vocale schrijven; maar omdat de liedkunst dood is, vindt men haar thans misschien het gemakkelijkst in de film. De film hoeft slechts de toon van het gesproken woord van zeer nabij op te nemen (dat is eigenlijk de veralgemeende definitie van het 'grein' van het schrijven) en in hun materialiteit, in hun zinnelijkheid, de ademtocht, de rauwheid, het vlees van de lippen, heel de uitstraling van de menselijke bek te laten horen (opdat de stem, opdat het schrijven fris, lenig, gesmeerd, fijnkorrelig en vibrerend zijn als de bek van een dier), of hij slaagt er al in het betekende heel ver weg te voeren en het anonieme lichaam van de acteur zogezegd in mijn oor te werpen: dat greint, dat knispert, dat streelt, dat raspt, dat snijdt: dat geniet.
Noten en annotaties
Er zijn voor dit fragment nog geen annotaties beschikbaar