Zin / Phrase
Fragment 1 van 3
Op een avond, toen ik op een barkruk half ingedommeld was, probeerde ik voor de grap alle talen op te sommen die mijn oor binnendrongen: muziek, gesprekken, geschuif van stoelen, gerinkel van glazen, een complete stereofonie, waarvan de exemplarische plek een plein in Tanger is (beschreven door Severo Sarduy). Ook in mij sprak het (dat is bekend), en dit zogeheten 'innerlijke' spreken leek veel op het rumoer van het plein, op die aaneenschakeling van zachte stemmen die mij van buiten af bereiken; ik was zelf een openbare plek, een soek; woorden, kleine syntagmata, flarden van formuleringen kwamen in me op, en er vormde zich geen enkele zin, alsof dat de wet van die taal was geweest. Dit tegelijk zeer culturele en zeer wilde spreken was vooral lexicaal, sporadisch; in zijn schijnbare stroom vormde het in mij een onherroepelijk discontinuüm: deze niet-zin was allerminst iets dat niet de kracht bezeten zou hebben, zin te worden, dat voor de zin zou zijn geweest: het was: wat op eeuwige, ongenaakbare wijze buiten de zin is. Virtueel kwam daarmee de heel linguïstiek te vervallen, zij die slechts in de zin gelooft en aan de predicatieve syntaxis (als vorm van een logica, van een rationaliteit) altijd een overdreven waardigheid heeft toegeschreven; ik dacht aan dit wetenschappelijke schandaal: er bestaat geen spreekgrammatica (grammatica van wat spreekt, en niet van wat geschreven wordt; en om te beginnen grammatica van het gesproken Frans). Wij zijn aan de volzin uitgeleverd (en vandaar: aan de fraseologie).
Noten en annotaties
Er zijn voor dit fragment nog geen annotaties beschikbaar