Imaginaire elementen / Imaginaires

Fragment 1 van 3

De imaginaire elementen van de taal goed afbakenen, te weten: het woord als bijzondere eenheid, magische monade; het spreken als instrument of uitdrukking van het denken: het schrijven als translitteratie van het spreken, de zin als logische, gesloten maat; het falen zelf of de weigering van taal als oorspronkelijk, spontaan, pragmatisch geweld. Al deze artefacten komen voor rekening van het imaginaire van de wetenschap (de wetenschap als imaginair): de linguïstiek spreekt stellig de waarheid over de taal uit, maar alleen 'voor zover geen bewust bedrog wordt gepleegd': en dat is nu juist de definitie van het imaginaire: de onbewustheid van het onbewuste.
Een eerste arbeid is reeds, in de taalwetenschap te herstellen wat haar slechts bij toeval en geringschattend wordt toegekend, of vaker nog geweigerd: de semiologie (de stilistiek, de retoriek, zei Nietzsche), de praktijk, de ethische werking, de 'geestdrift' (wederom Nietzsche). Een tweede is, in de wetenschap terug te brengen wat tegen haar indruist: hier, de tekst. De tekst is de taal zonder haar imaginair element, dat wat aan de taalwetenschap ontbreekt opdat zich haar algemene belang manifesteert (en niet haar technocratische bijzonderheid). Alles wat door linguïstiek (als canonieke, positieve wetenschap ternauwernood geduld of ronduit geweigerd wordt, de betekening, het genot is juist dat wat de tekst van de imaginaire elementen van de taal verwijdert.

PvdT: 42, PdT: 54, OC3: 1511, OC5: 238


Noten en annotaties

Er zijn voor dit fragment nog geen annotaties beschikbaar


colofon | cookies | afkortingen