Oorlog / Guerre
Fragment 2 van 8
Hij stelde zich de wereld van de taal (de logosfeer) voor als een immens en onafgebroken conflict van paranoia's. Alleen die systemen (de ficties, de spreekwijzen) overleven die voldoende inventief zijn om een laatste figuur voort te brengen, die de tegenstander met een half-wetenschappelijk, half-ethisch woord kenmerkt, een soort draaideur die het tegelijk mogelijk maakt om de vijand vast te stellen, te verklaren, te veroordelen, uit te spuwen, in de kapselen, kortom: hem te laten betalen. Dat geldt onder andere voor bepaalde vulgaten: voor de marxistische spreekwijze, waarvoor elke verzet een klasseverzet is; voor de psychoanalytische, waarvoor elke ontkenning een bekentenis is; voor de christelijke, waarvoor iedere weigering een zoeken is, enzovoort. Hij verbaasde zich er over dat de taal van de kapitalistische macht op het eerste gezicht niet zo'n systeemfiguur bevat (tenzij van het allerlaagste allooi, waarvoor tegenstanders nooit iets anders zijn dat 'geïndoctrineerden', 'gemanipuleerden', enzovoort); hij begreep toen dat de dwang van de kapitalistische taal (des te sterker) niet van paranoïde, systematische, argumenterende, gearticuleerde aard is: zij is een meedogenloze bepekking, een doxa, een soort onbewuste: kortom, de ideologie in haar essentie.
Noten en annotaties
Er zijn voor dit fragment nog geen annotaties beschikbaar