Kristeva's intertekstualiteit
Tout texte est un intertexte
work in progress
- Intertekstualiteit volgens het Letterkundig lexicon voor de neerlandistiek
- Intertekstualiteit en het sprookje van de Bibliothèque nationale de France
- Het fragmentarische en intertekst bij Vogelaar
- Barthes: Intertekst en de theorie van de tekst
- Een snipper Intertextuality en Kristeva's Revolution and Poetic Language
Het Letterkundig lexicon
Intertekstualiteit: Door Julia Kristeva geïntroduceerde term waarmee wordt aangegeven dat elke tekst bestaat uit een mozaïek van citaten en als de absorptie en transformatie van andere teksten. In deze ruime opvatting van intertekstualiteit gaat het om het feit dat teksten meerstemmig zijn, d.w.z. dat binnen een tekst één of meer dialogen voorkomen met andere gesproken of geschreven teksten. In navolging van Bachtin wordt gesproken van polyfonie van de tekst. De schrijver maakt gebruik van de stileringen van verschillende 'stemmen' die hij in zijn tekst met elkaar confronteert. Die 'stemmen' komen onder meer tot uiting in de gebruikte clichés, stereotypen, het jargon en de citaten die afkomstig zijn uit verschillende sociale taalkringen. Op deze ruime wijze opgevat is intertekstualiteit een middel om commentaar te leveren op bestaande teksten of op wat wel 'monologisch taalgebruik' genoemd wordt.
In reactie op deze semiotische benadering van de intertekstualiteit ontstond in de loop van de jaren tachtig een beperkter opvatting van intertekstualiteit vanuit de hermeneutiek, de specifieke intertekstualiteit. Bij deze beperkte opvatting gaat het om het achterhalen van de bronnen van een tekst: de ontlening van de stof en de motieven. Intertekstualiteit heeft dan betrekking op de opzettelijke relaties tussen een literaire tekst en andere (literaire) werken, waarbij ervan uitgegaan wordt dat de auteur zich bewust is van de toepassing van andere teksten in zijn werk en daarnaast van zijn publiek verwacht dat het de verbanden tussen zijn tekst en die andere teksten als ingrepen van hem identificeert (citaat) en als belangrijk herkent voor het begrip van de tekst.
Intertekstualiteit, zowel in de ruime als de beperkte betekenis, vindt men in alle literatuur. Zo bestaan er in de Middeleeuwen intertekstuele relaties tussen het Chanson d'Aspremont en het Chanson de Roland (chanson de geste, Karelroman). Vooral de Arturroman heeft tal van intertekstuele relaties; in deze roman komen steeds dezelfde personages, thema's, motieven en situaties voor. Iedere roman is verbonden met een aantal oudere romans (specifieke intertekstualiteit) en gaat in dialoog met de genreconventies (generische intertekstualiteit). In de renaissance behoorde het tot de literatuuropvattingen om klassieke voorbeelden na te volgen (imitatio).
Intertekstualiteit wordt gezien als een reactie op literatuuropvattingen van de romantiek waarin de auteur gezien werd als een geniaal en volstrekt oorspronkelijk en onafhankelijk individu dat alleen originele teksten produceerde. Moderner auteurs hanteerden een andere schrijfwijze, waarbij genreconventies doorbroken worden en bestaande teksten in de eigen tekst werden geïncorporeerd, al dan niet met bronvermelding. Daarmee werden originaliteit en individualiteit ter discussie gesteld.
Bron: DBNL: Letterkundig lexicon voor de neerlandistiek.
Bibliothèque nationale de France
De Bibliothèque nationale de France heeft prachtige virtuele exposities. Een expositie over Roodkapje, Le Petit Chaperon rouge, gaat in op het begrip intertextualiteit:
- la notion d'intertextualité : loin d'être autonome, un écrit se situe par rapport à une culture antérieure et il peut lui-même devenir une référence traversant d'autres textes. "Tout texte est un intertexte" soulignait Roland Barthes. Cette notion d'intertextualité peut être abordée avec le texte bref d'une fable comme la Cigale et la Fourmi avant d'être approfondie avec le conte.
Si l'intertextualité est fondatrice de la littérature, c'est à la fin des années soixante qu'elle devient une notion fondamentale dans l'analyse littéraire, comme le soulignent ces quatre définitions :
- "[.] tout texte se construit
                    comme mosaïque de citations, tout texte est absorption
                    et transformation d'un autre texte. À la place de
                    la notion d'intersubjectivité s'installe celle d'intertextualité,
                    et le langage poétique se lit, au moins, comme double."
  Julia Kristeva, "Bakhtine, le mot, le dialogue et le roman", Critique,
  avril 1967.
- "Tout texte est un intertexte ; d'autres textes sont
    présents en lui, à des niveaux variables, sous des formes plus
    ou moins reconnaissables : les textes de la culture antérieure et
    ceux de la culture environnante ; tout texte est un tissu nouveau de citations
    révolues. [.] L'intertexte est un champ général de formules
    anonymes, dont l'origine est rarement repérable, de citations inconscientes
    ou automatiques, données sans guillemets."
  Roland Barthes, article "Texte (théorie du)", Encyclopaedia
  universalis, 1973.
- "L'intertextualité est la perception
    par le lecteur de rapports entre une ouvre et d'autres, qui l'ont précédée
    ou suivie. Ces autres ouvres constituent l'intertexte de la première."
  Michaël Riffaterre, "La trace de l'intertexte", La Pensée,
  n°215, octobre 1980.
- "Je définis [l'intertextualité], pour ma part, de manière sans doute restrictive, par une relation de coprésence entre deux ou plusieurs textes, c'est-à-dire [.] par la présence effective d'un texte dans un autre." Gérard Genette, Palimpsestes, 1982.
À partir de ces définitions de théoriciens, créer, à la manière d'un dictionnaire, une définition de l'intertextualité.
Vogelaar en intertekst
Jacq Vermin Vogelaar brengt het fragmentarische en intertekstualiteit bij elkaar in het artikel Repeterende breuken, fragmenten over het fragmentariese, in: Raster 23:
Joyce
                bleef geloven in het Ene Boek. Kwa struktuur-op makronivo, in
                de kompositie 
              -werkte hij met doorgekomponeerde temaas en motieven, herhalingen,
              parallellen, 
    kortom met technieken die stuk voor stuk op een hecht gesloten werk waren
               ingesteld. Het boek als materieel objekt valt samen met het boek
              als idee, 
    waarvoor kontinuïteit en ontwikkeling de waarborg zijn dat het verhaal
     levensecht en werkelikheidsgetrouw is.
    Maar al schrijvend maakte Joyce krachten los die hem op sleeptouw zouden nemen. 
    Zijn schrijflust, waarvoor geen grenzen bestonden zodat het eroties taalspel 
    alle kans kreeg om weer polymorf te worden, én zijn 'gigantisme' ontwikkelden 
    een energie die door de kumulatie van alle mogelike literaire procédé's
    de Literatuur tot uitbarsting bracht. Alle regels waaraan Joyce zich in beginsel
    nog wilde houden, zoals de begrippen Boek, Werk, Auteur, Personage, Kreativiteit,
    raakten overbelast en begaven het. Na hem kon geen enkel genre of vorm
    zich nog als algemene norm doen gelden. En feitelik was het in delen verschijnende
    work in progress ook al moeilik meer in een boekwerk te vangen; de overstroming
    van de tekst hield zich niet meer aan de begrenzing van auteur en boek. De
    uitzaaiïng van de literatuur in teksten korrespondeert tot op zekere 
    hoogte-hoewel dat in literatuurteorieën nauweliks is terug te vinden-met 
    een ontwikkeling van wetenschap en filosofie die 'de spekulatieve hiërarchie
    van soorten kennis' plaats ziet maken 'voor een immanent en 'plat' netwerk
    van onderzoekingen met voortdurend wisselende grenzen' (Jean-François 
    Lyotard: La condition postmoderne). Het Verlichtingsideaal van de ene allesomvattende 
    wetenschap en totale kennis is haar legitimatie kwijtgeraakt; over blijven 
    'taalspelen' (Lyotard), 'verstrooiingssystemen' (Foucault).
Intertekst. 
    Wanneer de literatuur sinds Joyce in brokstukken is uiteengevallen doordat 
    het droombeeld van het Boek dat een parallelle of tegenwereld zou betekenen 
    het heeft begeven onder druk van de woekerende Tekst die vrijkwam toen een 
    schrijver het waagstuk ondernam dat Plan daadwerkelijk uit te voeren, wanneer 
    er inderdaad van een uitbarsting van de literatuur gesproken kan worden, is 
    het fragmentariese niets anders dan een positieve gevolgtrekking daaruit: 
    een bevestiging van de fragmentarisering van de literatuur in teksten, -een 
    opvatting over de werkelikheid van het schrijven als taalspel temidden van 
    en in wisselwerking met andere taalspelen, waarvoor Julia Kristeva, in het 
    verlengde van het dialogisme van Michail Bachtin, de term intertekstualiteit 
    gebruikt, en dat Blanchot eerder-in zijn opstel Le Pont du Bois (I964) over 
    Het Slot van Kafka-omschreven heeft als de ambiguïteit als principe, 
    de eindeloze vervlechting van kommentaren in een tekst.
Tegenover het Fragment dat een voltooid Werk veronderstelt de fragmentariese metode. Eenzelfde verschuiving in optiek als die van de utopie -eveneens een tekst die een andere wereld voorschrijft, meestal de projektie van een boze droom die maar beter niet kan worden gerealiseerd-naar een utopiese metode die gericht is op een uitbreiding van de mogelikheidszin, te vergelijken met het begrip atopie dat Barthes graag zag ingewisseld voor utopie.
Het fragmentariese zou een werkwijze kunnen zijn die produktief gebruik maakt van de wetenschap dat de ban van de myte van het Ene Boek, van Eenheid, Orde, Harmonie, gebroken is en betekenisverban¬den steeds alleen maar van tijdelike aard zijn: kombinaties die tot stand komen door de intensiteit van een konsentratie die als het ware magnetiese velden doet ontstaan. 'Dans l'éclatement de l'univers que nous éprouvons, prodige! les morceaux qui s' abattent sont vivants'. (René Char door Blanchot gesiteerd aan het slot van Livre à venir).
Intertekst en de theorie van de tekst
In het artikel Le theorie du Texte (Oorspronkelijk verschenen in Encyclopaedia Universalis, 1973; OC3-II pag 1677-1689) werkt Barthes een aantal noties uit die van belang zijn voor het ontwerp van een theorie van de tekst (zie ook de notitie tekst):
Intertexte
        Le texte redistribue la langue (il est le champ de cette redistribution).
        L'une des voies de cette déconstruction-reconstruction est de permuter  des
        textes, des lambeaux de textes qui ont existé ou existent autour du texte
        considéré, et finalement en lui : tout texte est un intertexte  ;
        d'autres textes sont présents en lui, à des niveaux variables, sous des
        formes plus ou moins reconnaissables : les textes de la culture
        antérieure et ceux de la culture environnante ; tout texte est un
        tissu nouveau de citations révolues. Passent dans le texte, redistribués
        en lui, des morceaux de codes, des formules, des modèles rythmiques,
        des fragments de langages sociaux, etc., car il y a toujours du langage
        avant le texte et autour de lui. L'intertextualité, condition de tout
        texte, quel qu'il soit, ne se réduit évidemment pas à un problème de
        sources ou d'influences ; l'intertexte est un champ général de formules
        anonymes, dont l'origine est rarement repérable, de citations inconscientes
        ou automatiques, données sans guillemets. Épistémologiquement, le concept
        d'intertexte est ce qui apporte à la théorie du texte le volume de la
        socialité : c'est tout le langage, antérieur et contemporain, qui
        vient au texte, non selon la voie d'une filiation repérable, d'une imitation
        volontaire, mais selon celle d'une dissémination - image qui assure au
        texte le statut, non d'une reproduction , mais d'une productivité. Ces
        principaux concepts, qui sont les articulations de la théorie, concordent
        tous, en somme, avec l'image suggérée par l'étymologie même du mot « texte » :
        c'est un tissu  ; mais alors que précédemment la critique (seule
        forme connue en France d'une théorie de la littérature) mettait unanimement
        l'accent sur le « tissu » fini (le texte étant un « voile » derrière
        lequel il fallait aller chercher la vérité, le message réel, bref le
        sens ), la théorie actuelle du texte se détourne du texte-voile
        et cherche à percevoir le tissu dans sa texture, dans l'entrelacs des
        codes, des formules, des signifiants, au sein duquel le sujet se place
        et se défait, telle une araignée qui se dissoudrait elle-même dans sa
        toile. L'amateur de néologismes pourrait donc définir la théorie du texte
        comme une « hyphologie » (hyphos , c'est le tissu, le
        voile et la toile d'araignée).
Bovenstaande metafoor van de tekst als web komt ook voor in Het plezier van de tekst in de paragraaf Theorie
Een snipper intertekstualiteit
De Philosophy research base van erraticimpact.com bevat een pagina over Kristeva met daarin een notie over intertekstualiteit:
Intertextuality
      In Revolution
        and Poetic Language,
    Kristeva's thesis for her Doctorat d'Etat, she further developed her concept
    of intertextuality.
    To the two processes
      Freud identified as being at work in the unconscious, displacement and
    condensation, Kristeva added a third process, "the passage from one
    sign system to  another." Inherent in this process she saw an alteration
    of the thetic  phase of language involving the destruction of the old system
    and the forming 
      of a new one. The new system may use the same or different signifying materials,
     as in "carnival" as described by Bakhtin. She argued that the
     novel  particularly exhibited the potential for embodying a "redistribution" 
      of several different sign systems. "Intertextuality," then, is
      a  specific type of coextension in which a variety of diverse meanings
      overlap; 
      it refers to the transposition of one or more sign systems into another
      or  a "field" of transpositions of many signifying systems. The
      novel provides a particularly good space for this phenomenon to occur.
Intertextuality:
        An Interview with Kristeva
        Margaret Smaller conducted this interview in New York City in 1985. It
        was published in Intertextuality and Contemporary American Fiction. The
        translation is by Richard Macicsey. Kristeva speaks lucidly about her
        well-known notion of intertextuality, expressing her intellectual debt
        to Bakhtin's notion of dialogism while emphasizing that the intersection
        of voices surrounding an utterance concerns not only the semantic field
        but the syntactic and phonic fields. She introduces a psychoanalytic
        element into the notion of intertextuality by suggesting that the intertextuality
        of the creator and the reader make them "subject-in-process" whose
        psychic identity is put into question. Commenting on Nerval, Kristeva
        then contrasts modern poetry, described as more openly regressive" and
        direct, with the modern novel, which is said to result from a "working-out" of
        the self. She claims that the modern novel could thus be seen as a "kind
        of continuous lay analysis." Other questions have to do with melancholia
        (Kristeva was working on Back Sun at the time ot this interview). Psychoanalysis
        (which is said to link theory and practice more fortuitously than does
        Marxism or political commitment), and the political structure of the
        United States. Kristeva concludes by discussing her plans for writing
        fiction, including the project that would eventually become The Samurai.
